EVADIO

 Gedichten

 

 

 1 Het gedicht

 De letter leeft
 hij zoekt zijn weg
 kruipt op mijn blad
 mijn wit papier

 ligt onder mijn pen
voelt naar mijn hand

ik roep hem toe
ik hou van je
hij wacht
eventjes

en lacht

oneindig
zacht

 

2 De ongelovige Thomas

'Ja, de Heer is waarlijk opgestaan
'Hij was bij ons, in deze zaal'
zo zeiden mijn vrienden,
'Jij was er niet, maar wij dus allemaal'

Mijn verstand kan dat misschien wel volgen
als jullie dat samen zeggen is het zeker waar
maar zo zit ik niet in elkaar
ik moet het eerst ten diepste zelf ervaren
Hem voelen hier, Hem voelen daar
want voor mijn hoofd is het genoeg misschien
maar de rest van mij moet het ook nog zien

Toen kwam Hij en Hij zei
'Thomas, jij mag voelen tot diep in je hart,
voor jou zal Ik me verdichten
tot in de wonden die Ik had

voor jou maak Ik Mij - Dichter'

 

3 De lijster zwijgt

De lijster die zo vaak voor ons zong
ligt begraven onder de rozemarijn
in de grond waar hij de afgelopen week nog
trots een worm aan de modder onttrok
tussen het krentenboompje
en de struik met zijn laatste blauwe bes

Onze laatste ontmoeting zal ik nooit vergeten
omdat het was alsof hij praten kon
of tenminste wilde, dat ik iets begreep
hij zat voor me op de tegel
waar ik zelf vaak even zit
en keek me ernstig aan en knikte

Verbaasd zat ik er bij op mijn stoel
terwijl hij nogmaals naar me keek
en opnieuw langzaam zijn kopje boog
drie keer deed hij dat zo
en ik domme vrouw
dacht dat hij mijn toestemming wou

om van de blauwe bessen te eten
die ik vaak plukte voor mijn jam
ik wilde ze best met hem delen
dus ik plukte de volgende keer
niet alle blauwe bessen weer
maar helaas, hij at niet meer

 

4 Scheppen
Mijn bodem is harde logica
soms verzacht door geraakt gemoed
zelfs zeeën van tranen zijn me niet vreemd
en harde rotsen en droge woestijnen van te veel regulering.

Vruchtbare grond, verteerde rots, verweerde levensresten van ervaring
met ontroering schenkend hart
laat stevige bomen groeien van vruchtbare gedachten
frisse knoppen en plannen meer dan genoeg
ook klopt alles zo mooi soms met wat me overkomt aan zon en regen
dat er bloemen gaan bloeien, een ware zegen.

Ontmoetingen doen woorden springen
als dartele hertjes uit mijn mond
soms schrikken ze snel terug als schuwe muisjes in hun hol
soms schurken ze zich als een poes aan andermans benen
maar af en toe stormen ze als een buffel
op de buffelwoorden van mijn tegenover
of kijken ze over hem heen als een giraffe
vaker zelfs kunnen mijn woorden de olifant
in uw porseleinkast zijn.

Natuurlijk zijn ze ook vaak samen met de woorden van U zelf
deel van een kudde
inclusief de strijd om de rang.

Zo vind ik mijn landschap met bodem en gewas
in mijzelf bestaan,
en komen in het samen zijn met U mijn woorden als dieren naar buiten.

Zouden aarde en planten logica en gedachten van Goden zijn,
en de dieren van groot tot klein hun woorden?
Tegen wie spraken zij?
Ook tot U en mij?

En wat als ik nu mijn gedachten wel tot woorden vorm
zinnige plantjes soms laat groeien onder mijn zon en mijn tranen
maar ze niet spreek en ze zelfs niet schrijf in lange lijnen.
Als ik slechts toetsen beroer en andere toetsen
en U bereik via uw scherm en uw ogen
wat voor wereld
scheppen wij
nu samen?

 5 schepping

De brief

verschillende keren in mijn leven vond ik verwaaid ergens een flard
van een heel oud stuk papier, steeds beschreven met fijne fraaie letters
en vreemde vaak nog niet begrepen woorden.
Maar nu ik oud word, lukt het me soms om de stukken te verbinden
en de woorden te vatten.
Het lijkt me een gedicht.
Maar tegelijk is het een brief,
zowel aan U als ook aan mij gericht.
Dus ik lees hem U graag voor:

Het dichten

Als ik een gedicht maak, gaat het over de wonde, die gedicht wordt.
Want ook Goden hebben wonden
en ook Goden lijden pijn.
Als een God zijn wonde helen wil
moet hij een dichter, ja zelfs een schepper zijn:

De schepping

Mijn pijn is die onverdraaglijke leegte
die zwartheid dieper dan de nacht
gevuld met niets dan pijn en schrijnen
van wat ik liever vergeten wil.

Zo moet ik mijn pijn, die zich niet kan laten vergeten
zolang ze niet begrepen, geaccepteerd en verwerkt geworden is,
wel aanschouwen, ach, hoe zal dat gaan.
Al vragend schep ik zo een eerste en aarzelend licht.
En Pijn doet dat, het zien van mijn eerste Aangezicht, van mijn Gelaat.
Die chaosvolle duisternis vol boosheid, schreien en kermen.
Vol wanhoop en woede. Zij vullen het zwart
als een verslindende moeder.

Dan trek ik een eerste dwalend draadje los
van wat ooit als weefsel zo fijn was geweven.
Het weefsel zo in chaos en knopen geraakt lijkt niet meer te redden.
Ik heb licht nodig. L i c h t schreeuw ik dus
en zo is de eerste dag
begonnen.

Wat zie ik in mijn woeste wildernis
licht daar een rand nu op als goud?
Geeft hij mij antwoord, schuchter als een angstig kind?
Of is hij zo gewond en diep gebroken?
Ach, nu heb ik zijn donkere bloed geroken
en het kreunen gehoord.

Maar ondoordringbaar dicht is hij nog dus ik trek
nog veel meer draden los
opdat mijn licht zich mengt in zijn duister
dat langzaam aan steeds opener wordt.

Maar echte kleuren zijn er nog niet,
ik moet mij nog veel dieper verbinden.
Ik blaas erop en ik spuug en ik weet reeds diep in mijn hart,
dat het al mijn Liefde behoeft.
Wat zo gruwelijk te keer gaat in duistere angst en haat.

En als ik besef dat ik boven die donkere zee
zweef die vol monsters is van woede, wanhoop, teleurstelling en pijn,
dan wil ik zien.
En die wil is het licht dat ze vrij laat verschijnen.
Op een eerste grauwe morgen,
beginnen de eerste grauwe monsters
op te duiken.

Dan heb ik medelijden,
en op dat moment van mededogen
verschijnt het warme rood van de zon aan alle einders
en de maan erin omhullend heel zacht zilverwit.
.
En als ik met mijn tenen
speel in de golven van die oceaan
zijn er gouden en zilveren vissen.
En als mijn adem verstroomt in de wijde blauwe lucht
verschijnen op dragende vleugels de vrije vogels.

En dan gaat alles heel snel.
Ik zie groen en ik lach en het worden sappige weiden
met kleurige bloemen en het is zo mooi
dat ik er heen spring vol vreugde en ik huppel en ren.
Ik ben een impalabok,
en een gazelle en een giraffe.

Nu wil ik tintelend van plezier
de aarde helemaal omarmen en dat laat
miljoenen insecten ontstaan als bijen en vlinders
en als ik mijn vingers zachtjes in de aarde duw
komen daar wormpjes uit die de aarde eten en verteren
zodat ze vruchtbaar wordt

Met grote dankbaarheid leg ik mijzelf nu neer in de Serengeti,
als een heilige tafelberg zink ik diep in het landschap
en laat me stil beschijnen
door miljoenen sterren.
Maar voor ik inslaap schrijf ik nog een brief,
met al deze letters en woorden van mijn hoop
voor de toekomst, en dit gedicht
vouw ik om de hele aarde heen.

Mijn geloof en vertrouwen is dat daaruit de mensen nog worden.
Dat scheppingswerk is nog niet klaar. Geduld, nog even,
want ik heb heus de mooiste aarde geschapen,
die er ooit kan bestaan!

Hoe kan ik mij noemen?
Marianne Carolus, november 2018


 

Login